In bijna iedere zin zit wel een werkwoord. Daarom is het belangrijk dat kinderen werkwoorden in het Engels op de juiste manier kunnen vervoegen. Met slechts twee dobbelstenen maak je er een leuk spel van.
Engelse werkwoorden oefenen
Neem twee dobbelstenen en beschrijf er een met de persoonlijk voornaamwoorden: I, you, he/she, it, we en they. Beschrijf de ander met zes Engelse werkwoorden. (Tip: Heb je geen beschrijfbare dobbelstenen? Gebruik dan gewone dobbelstenen en zet de nummers op het bord. Dus bijvoorbeeld: 1 = I, 2 = you, etc.). Begin met eenvoudige, regelmatige werkwoorden zoals to walk, to sleep, to work, to listen en to write.
Vervoegen
Vertel of herhaal de afspraak voor het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige tijd. In de tegenwoordige tijd (the present simple) komt er bij he, she en it een -s achter het werkwoord. (Tip: Een leuk geheugensteuntje is de ‘SHIT’-regel. S bij shi/hi/it)
Zet eventueel een voorbeeld op het bord:
to see (zien)
I see
you see
he/she sees
it sees
we see
they see
Het spel
Nu mogen de kinderen om de beurt dobbelen. Ze gooien beide dobbelstenen en zien zo welk werkwoord ze moeten vervoegen met welk persoonlijk voornaamwoord. Gooit een kind bijvoorbeeld ‘he’ en ‘to walk’, dan is het goede antwoord ‘he walks’.
Hebben de kinderen dit onder de knie? Dan zijn er verschillende manieren om het moeilijker te maken.
- Bouw de twee woorden uit tot volle zinnen. Gooit een kind bijvoorbeeld ‘we’ en ‘sleep’, dan kan hij de zin maken: ‘We sleep in big beds’.
- Ga over op de uitzonderingen van de present simple zoals to be, maar ook werkwoorden die eindigen op -y, -o of een sis-klank zoals to fly, to do, to kiss en to catch (zie voor meer informatie Slimleren.nl).
- Ga verder met de present continuous. Gooit een kind nu ‘he’ en ‘walk’, dan is het goede antwoord ‘he is walking’.